Bloedzuring
26 december 2017rivierafvalonderzoeker
27 januari 2018
Na weer een week ploeteren achter mijn computer is die af, mijn verslag over de Empelse Waard (een onderdeel van de Natuur Gidsen Opleiding). Hoog tijd voor een dag naar buiten. 8.15 u klopt Rob op ‘t keukenraam. Voor een excursie vertrekken we naar de Grebbeberg, het uiterste puntje van de Utrechtse Heuvelrug, 52 m hoog. Bovenop de Grebbeberg heb je een mooi uitzicht over de Betuwse ‘vallei’ en het hoge water in de Nederrijn. We krijgen o.a. uitleg bij de Heimenberg over de ringwalburcht. Onder het uitzichtpunt zien we 4 mannetjes grote zaagbekken (volgens Ton ook wel boterbuiken genoemd) vechten om een vrouwtje in de Grift. Verder zien we vooral ook veel overvliegende gakkende ganzen.
Ik ben duidelijk te koud gekleed, ik had gerekend op iets minder stilstaan en meer beweging. Na wat uitleg krijgen we die beweging al snel. 260 treden omlaag de Grebbeberg af en even later weer zoveel treden omhoog. Hijg, hijg; volgens Rosina is dit ochtendgymnastiek.
De volgende stop wordt de Blauwe kamer, een rivieroeverreservaat met een rolstoelvriendelijk pad.
Het gebied ontleent zijn naam aan een voormalige hofstede (1636). Daarna was er een boerderij genaamd “Blauwe Kamer”, en nog later een steenfabriek met dezelfde naam die tot 1975 bakstenen produceerde. De Blauwe Kamer was in 1992 een van de eerste projecten waar volgens het gedachtegoed van ‘Plan Ooievaar’ (inderdaad zien we ooievaars) de zomerkade van de uiterwaard werd doorgestoken om zo de natuurlijke dynamiek van het rivieroeverlandschap te herstellen. Hierdoor loopt het laag gelegen gebied al bij een geringe verhoging van de waterstand in de rivier onder water. Gecombineerd met de inzet van grote grazers is er daardoor een meer divers landschap ontstaan. In 2002 is de Grebbeberg verbonden met de Blauwe Kamer. Sindsdien beschikken de koniks en galloways over een royaal hoogwatervluchtgebied.
Onze volgende stop is (voor sommigen) iets lastiger te vinden, de Marspolder bij Lienden, een plas en visvijver. Een witte stip in de verte zou een nonnetje zijn. Verder rijdend door de Oost-Betuwe over kronkelwegen, moeten we vooral letten op de boomkwekerijen naast de vele boomgaarden. We bekijken een boerderij op een terp nabij Zoelen, met ook veel buizerds op paaltjes langs de route. De excursie eindigt bij het hoogste punt van Erichem, de kerk.
Hier begint mijn wandeltocht, eindelijk kan ik me gaan warmwandelen. Het eerste halfverharde pad staat gedeeltelijk blank en het gras ernaast is ook te drassig. Het gevolg is 2 natte schoenen en sokken. Koud heb ik het niet meer, wel begint het een beetje natter te worden, dus de meegenomen paraplu kan uit. Ik passeer de dorpen Kapel Avezaath (even proviand aanvullen bij de plaatselijke super) en Wadenoijen en kom weer eens bij natuurgebied de Steendert. Daar zitten veel eendensoorten en ook smienten (hoor ik) in de plas. Hierna door het dorp Est, het parkbos Neerijnen en Waardenburg. Op de dijk loop ik bijna tegen Kinie op, die net een rondje gaat hardlopen. Het hoge water in de Waal en het griend zorgen voor prachtige plaatjes.
Ik ben het wandelen met natte voeten wel zo’n beetje zat en bel Bart taxi. Via een flinke omweg (bij Zoelen had ik onderweg een flinke hoop houtsnippers gezien, die ik goed kan gebruiken voor mijn tuinpaadjes) en nog een tussenstop bij de chinees in Hedel, kan ik eindelijk onder de hete douche. Voor 8 uur lig ik alweer onder de wol met een lekker leesboek.
Zondag is er alleen maar zon. Lekker weer een paar uur naar buiten, we gaan de houtsnippers in mijn tuin uitspreiden over de paadjes.